donderdag 9 september 2010

Paul Prijt

Verschenen in het Nederlands Dagblad op 14 April 2006 door Hugo de Bruijne

Paul Prijt is voorganger in een baptistengemeente in Sittard. Paul Prijt is ook directeur van vier meubelzaken in Eindhoven, vader van drie zoons en van Susanne, die vorig jaar stierf door een verkeersongeluk.

Hij zit in het bestuur van de Kamer van Koophandel en krijgt mensen mee met tal van initiatieven: hij blies Eindhovens grootste kerstmarkt nieuw leven in, richtte een evangelische basisschool op en is stuwende kracht van de winkeliersvereniging. De man van Psalm 1: alles komt tot bloei? Nee, Paul Prijt kent de meeste tijden van Prediker 3.

Een tijd om te lachen
Hij zit in een kantoortje in een van de vier meubelzaken: Prijt Klassiek & Meer. In de zaak is het goed toeven. Een zoon en schoondochter wonen erboven met een kleinkind. Paul en Anja Prijt kunnen daar zo naartoe als ze daartoe aandrang voelen. Of ze halen het kind naar beneden om even te knuffelen met dat schijnbaar smetteloze leventje. Zo is er altijd troost voorhanden. Op tafel staat een schaaltje bonbons, gemaakt door de schoondochter, die daarvoor in België een opleiding heeft gevolgd.

,,Ik hou van mooie dingen. Ik geniet van de meubels in mijn winkel, van de vormgeving. Ik vind het leuk af en toe nog zelf wat te verkopen - ik kan het nog! Ik beleef er plezier aan de verkopers aan te sturen en te motiveren. Ik weet dat ik slijtbare dingen verkoop en toch kan ik ervan genieten. De kleuren vind ik prachtig. Mooie dingen zijn van de creatieve Heilige Geest. Ik ben geen somber mens. Ik heb in Sittard een keer mijn personeel in de kerk gehad - met aanhang vijftig man. Ik preekte over Salomo en de tempel, met al die schitterende vormen. Daar kon Jan des Bouvrie niet tegenop.''

Dat personeel wilde graag een uitstapje, maar ja, meubelzaken zijn zes dagen per week open. Toen kwam een van hen met het idee een bus te huren om op zondag iets leuks te gaan doen in de Ardennen. 'Dan gaan we eerst bij jou naar de kerk', zeiden ze tegen Prijt. Na de preek togen Prijt en zijn werknemers naar België. Ze horen hem wel eens vaker. Bijvoorbeeld vorig jaar, toen Prijt de samenkomst leidde voor de begrafenis van zijn dochter.

Een tijd om te baren
Vijftig jaar geleden is Paul Prijt geboren, in een zakengezin dat vanuit Noord-Nederland in Eindhoven was neergestreken omdat Philips riep. Hij heeft één zus. De bevalling van hun eigen dochter Susanne begon op oudejaarsdag, op de avond waarvan Prijt voorging in de dienst. 'Hoelang duurt het nog?', vroeg hij aan de gynaecoloog. 'Meneer Prijt, dat hebben wij toch niet in de hand, dat moet u weten.' Het werd vier uur 's middags. Hij preekte een paar uur later uit Prediker: het is beter dat je naar een huis vol rouw gaat dan naar een huis vol feestrumoer, want in een huis vol rouw eindigt iedereen. ,,Een maffe tekst, zeker als je dochter net is geboren.''

Een tijd om op te bouwen
Pauls overgrootmoeder stond aan de wieg van de meubelzaken. Zij begon een handeltje in manufacturen nadat twijfels rezen of haar man wel altijd bij Philips glasblazer kon blijven. Overgrootvader kerkte bij de Vergadering der Gelovigen. Daar doen ze niet aan ambten en officiële namen. Dus nadat de oude Prijt er geregeld voorging en er een nieuw gebouwtje was betrokken, heette dat het kerkje van Prijt.

Paul Prijt groeide op in de meubelzaak en werkte er op zaterdagen en in vakanties. Hij werd geleidelijk steeds meer betrokken bij zakelijke beslissingen, kwam in loondienst en nam tien jaar geleden de zaak over van zijn vader. Meer dan zijn vader stuurt hij aan op afstand. Hij moet wel, hij heeft meer te doen: preken maken, een paar pastorale bezoeken, een alphacursus leiden in Sittard, een school besturen en tot voor kort kinderkampen organiseren.

Die school is de evangelische basisschool van Eindhoven, die er is gekomen dankzij stug volhouden van Prijt en enkele medestanders. ,,Ik denk er wel over na of ik met de dingen die ik oppak de weg van de Heer ga, maar als mensen mij vragen of ik mij ergens voor in wil zetten, reageer ik doorgaans primair en ga ik niet eerst bidden. Er waren momenten genoeg om te denken dat het met de oprichting van die basisschool niet zou lukken. Juist toen het onmogelijk leek, opende God deuren. Ik zie het als Gods leiding dat we wilden volhouden.''

Een tijd om te zoeken
,,Ik heb zowel de Bijbel als de balans op mijn bureau liggen. Veel dagen kennen wel iets van persoonlijk bijbellezen en bidden. Het is een worsteling met de tijd en het zou wel wat meer mogen zijn. Ik ben blij dat ik me ambtshalve moet voorbereiden met bijbellezing en gebed: om te preken en om bidstonden, begrafenissen en alphacursussen te leiden. En soms mag ik iets geestelijks zeggen in bijeenkomsten van zakenpartners.''

Hij is het geloof nooit kwijt geweest. Wel had hij het als vijftienjarige gezien bij de Vergadering, waar hij in de gescheiden vakken altijd naast zijn vader zat. Zijn moeder zette hem op het spoor van de baptisten in Eindhoven. Daar was hij meteen welkom als holbewoner in het stuk 'De tijdmachine van professor Knap'. De jeugdleider van toen werd regisseur bij de EO en vroeg Paul Prijt voor een heel andere rol, die hij achttien jaar zou invullen: columns schrijven en uitspreken voor de radio.

De nieuwe groep kerkjeugd - met een mooie mengeling van luim, ernst, bijbelstudie en autorally - deed Paul goed. ,,Vrij kort daarop heb ik een bewuste keuze in het geloof gemaakt en me laten dopen.''

Een tijd om te spreken
Paul zat op een christelijke lagere school, ,,mede de basis van mijn geloof''. Toen het tijd werd voor de middelbare school oordeelde zijn vader dat hij moest leren wat er in de wereld te koop was. ,,Ik kwam in een totaal ongelovige omgeving. Links-radicale scholieren en kritische docenten. Tegelijk stonden ze open voor het evangelie. Ik heb in Atheneum 5 een spreekbeurt over de Bijbel gehouden en niemand vond dat raar. Ik wilde dat wat me bewoog uitleggen en ging daarom theologie studeren. Aan ons eigen baptistenseminarium en in Utrecht. Ik wilde juist verkeren in een omgeving waar ik kon rekenen op kritische vragen.''

Een tijd om te planten
,,Ik voel me meer evangelist dan predikant. Ik herken me in Samuël die niet doorhad dat God hem riep, ik hou van de bouwprestaties van Salomo, maar voel me verwant met Paulus. Paulus op de Aereopagus - daar ben ik met Susanne geweest. Ik ben graag een eenling in een seculiere omgeving. Ik deel graag het evangelie met mensen die er niet mee zijn opgegroeid. Ik heb heel wat beroepen gehad om ergens dominee te worden van gemeenten die mij dan helemaal voor zich zouden claimen. Maar al tijdens mijn studie ging ik voor bij bruiloften en begrafenissen in Sittard. De oudsten daar doen veel werk in de gemeente en ik kan blijven doen wat ik nu doe: ik woon in Eindhoven en ga in Sittard voor.''

Toch is zijn grootste onzekerheid dat hij nog steeds niet weet wat hij wil worden. ,,Ben ik nu predikant of ondernemer? Veel mensen hebben daarmee moeite. Ik ben ook heel gevoelig voor kritiek, telkens op zoek naar de juiste toon.'' Misschien zit in die kwetsbaarheid iets van klantgerichtheid, oppert hij. ,,Je moet de ander dienend tegemoet treden, pleasen.''

Zijn vrouw denkt dat het zijn bescheidenheid is: hij wil niet op de voorgrond staan, terwijl dat in allerlei rollen wel van hem wordt gevraagd. En hij krijgt mensen mee. Eerst denken ze bij weer een nieuw idee: wat heeft 'ie nu weer? Na een tijdje worden ze toch enthousiast. Voor zo'n televisiedienst komt iedereen in beweging en ze slepen allemaal gasten mee. ,,Eenmaal per jaar organiseren we een grote samenkomst in Heerlen waar veel niet-christenen op afkomen. We zetten dan kwaliteit neer, met koren, iemand die landelijk bekend is en een goede publiciteitscampagne.''

Een tijd om te huilen
,,Een paar jaar geleden kreeg ik een klein hartinfarct. God zet af en toe mensen op hun plaats. We zagen er een reden in om voortaan op maandagen een vrije dag te nemen. Sindsdien hebben we een eindje buiten Eindhoven een huisje op een camping, op dezelfde plek als waar we eens verliefd werden. Daar vonden twee agenten ons op zondagmiddag om te vertellen dat Susanne was omgekomen bij een auto-ongeluk.

Een van die agenten wordt vanmiddag, de dag van dit interview, begraven. Hij is vroegtijdig gestorven en kende veel moeiten. Na het overlijden van Susanne is hij nog vaak bij ons geweest. Nieuwsgierig naar wat ons staande hield. Heb ik hem wel kunnen bereiken?

Elke week een aantal keren huilen wij omdat we onze dochter missen. Ik ben nog nooit zo verdrietig geweest en heb het gevoel dat ik niet goed op haar heb gepast. Ik had liever een trouwdienst geleid met een van de drie jongens op wie ze verliefd was en tussen wie ze niet kon kiezen. Het verdriet overvalt me telkens, we hadden zo'n sterke band.''

Hét beeld van die zondag is dat van hun zoon, die in de tuin van het weekendhuisje belde naar zijn broers: 'Ze is écht dóód!'. ,,Hij sprong wanhopig op en neer, met aan de lijn broers die dachten dat hij hen voor de gek hield. Het is in ons leven heel overheersend geworden. Een altijd aanwezige ondertoon.''

Het laatste gesprek met Susanne die middag ging over haar nieuwe woning en de inrichting ervan. 'Oké', zei ze, 'dan doe ik de muren wit, dan kunnen we later altijd nog kijken.' En ze stapte in haar auto: 'Ik bel nog wel'.

Een tijd om te zwijgen
,,Het is heel moeilijk om met verdrietige mensen mee te lopen. Een paar maanden na haar sterven waren we met enkele predikanten bijeen die zich voorbereidden op een televisiekerkdienst. Bij de kennismaking vertelde ik van Susanne. Het werd muisstil, niemand kon iets uitbrengen. Ten slotte stamelde een van hen: 'tjonge, wat erg, gecondoleerd'. Later kwamen ze wel allemaal naar me toe en tot op vandaag leven mensen mee.''

Zijzelf hebben meer begrip voor het verdriet van anderen gekregen. Wat hebben ze veel laten liggen, realiseren ze zich: verdriet is niet alleen slecht. Ze leggen de hand op de mond als het gaat om de vraag wat God hen wil leren. God gebruikt het sterven van Susanne vast. Maar hoe? ,,Het is echt heel moeilijk hoor.''

,,Wij hebben mogen ervaren dat God er is. Ik heb geen waaromvragen. Dat is geen vroomheid. Toen ik voor mijn studie psychologisch werd gekeurd, zei die man me dat ik te weinig had meegemaakt. Ik moest leren wat tegenwind was. Dan zou ik als een kikker in de karnemelk trappelen, die dan boter werd en vervolgens kaas, zodat je je vanzelf kon oprichten en gaan staan. Daarmee ben ik het niet eens. Alleen met trappelen blijf je niet boven. God moet je vasthouden.''

Een tijd om te scheuren
Al klinkt het gek, Paul Prijt heeft nu ook geen zorgen meer om Susanne. ,,Liever had ik die zorgen wel gehad, maar nu hoef ik niet meer te denken of ze op tijd thuis is, of ze geen verkeerde keuzes zal maken. Zij zat in Zuid-Afrika, op dat moment onwetend van mijn hartinfarct, toen ze het moeilijk had. Ze zou goed werk doen in een township. Na korte tijd keerde ze terug. Ze werd uitgebuit, lastig gevallen door jongens. Er waren er die hiv hadden. Ik had haar moed ingesproken in mailtjes en aangemoedigd om af en toe dat bijbeltje te openen. Ze schreef dat we de allerliefste ouders waren. Nou, dan is er iets fout op die leeftijd.

Ze had een neus voor echt en onecht. Mensen die vroom in de kerk zitten, en ondertussen... Ze was teleurgesteld in mensen. Ik herken dat. Ik kan zelfs teleurgesteld zijn in het leven. Alsof je, naarmate je ouder wordt, steeds meer moet onderkennen dat er zoveel kapot is. Als mensen in de gemeente altijd op de rem staan en ervoor kiezen niet meer mee te doen. Ik heb geleerd hen te laten gaan. Zwakken in geloof krijgen van mij alle credits, maar aan mensen die niet meer willen, kan ik mijn energie niet blijven geven.

Ik wil opbouwen, maar word verdrietig als een vrouw afgeeft op een jongen uit de gemeente, die buiten staat te roken met een oorbelletje in. Heeft ze al eens gezegd hoe blij ze is dat hij naar de kerk komt? Het zijn de vosjes die de wijngaard bederven. We moeten af en toe op vossenjacht, want het zijn de kleine dingen waarop mensen afknappen. Het echt en onecht dat Susanne waarnam.

Het leven zit vol mislukkingen. Die politieman die ik misschien niet heb kunnen bereiken, de eenzaamheid waarmee sommige mensen door het leven gaan. En ook in je persoonlijke leven ontdek je lang verzwegen verdriet. Pingpongballetjes die plots boven komen drijven en waar we lang over doorpraten.''

Een tijd om lief te hebben
Natuurlijk houdt Prijt van Anja, de kinderen en kleinkinderen. Maar hij heeft ook zijn medemensen lief, zegt zijn vrouw. Hij is vriendelijk. Als hij sollicitanten moeilijke vragen stelt, levert hij er een antwoord bij om ze te helpen. Toch: ,,Ik probeer mensen naar hun gaven te waarderen. Dat betekent af en toe dat ik afscheid van ze moet nemen, soms tot hun eigen opluchting. Ik wil mensen in hun waarde laten en laten doen waarin ze goed zijn.''

,,Ik hou van kinderen en van kinderlijk geloof. Mijn opa en oma van moeders kant zijn met hun kinderen tot geloof gekomen nadat een van hun kinderen toen het stierf, vertelde dat ze niet verdrietig hoefden te zijn, ,,want ik zie al engeltjes''. Het meisje had dat vertrouwen gekregen op de zondagsschool. Haar kleine getuigenis was voor haar ouders genoeg om voortaan ook naar de kerk te gaan.

Hij gaf jarenlang les aan leerlingen met vmbo-niveau. Een bestuurslid kwam hem tippen dat er een vacature aan het gymnasium aankwam, dan kon hij hogerop. ,,Ik zei: 'dat moet je nog één keer tegen me zeggen, dan heb je echt een probleem'. Kinderen konden mij niet moeilijk genoeg zijn. Die kinderen reageerden leuk: meneer u hebt andere sokken aan; een nieuwe stropdas; gaat u wel eens vreemd? Kinderen in de kerk benaderen mij ook zo: gelooft u het zelf wat u allemaal vertelt over God?''

Hij blijft zichzelf temidden van politici en zakenpartners en houdt van gewone mensen.

Een tijd om te helen
,,Mijn gevoel is soms ruimer dan mijn theologie. Ik heb dat gemerkt in conflicten. Juist in de kerk moet je soms pijnlijke keuzes maken die voor mensen ernstige gevolgen hebben. Ik wil voor mensen royaal zijn, zonder de Bijbel te verloochenen en lettend op de pastorale houding van Jezus.''

Baptisten kennen geen kinderdoop. De doop wordt verbonden aan de geloofsbelijdenis. Als Paul Prijt naar een meubelbeurs in Milaan gaat, bezoekt hij daar de Dom. Daaronder bevindt zich een stokoude kerk, met een groot baptisterium. Zie je wel, denkt hij dan, ze weten wel hoe het moet, ze hebben er alleen de verkeerde kerk overheen gebouwd.

Toch: ,,Bij de kinderdoop ligt alle accent op de genade en de trouw van God door de geslachten heen. Bij ons is het accent dat je tot geloof bent gekomen. Ik vind dat de waarheid daartussen beweegt, en dan mag van mij de genade vooropgaan.''

Toen Susanne acht jaar was, wilde ze graag gedoopt worden. Haar ouders vonden dat wel jong en lieten het een beetje lopen. Nu zegt haar vader: ,,Ik had toen mijn dochter moeten dopen. Er was geloof, zij het heel kinderlijk. Dat kinderen geheiligd zijn in hun vader en moeder geloof ik ook. Bij het sterven van Susanne was dat mijn troost.''

Ze bleef bij het opgroeien wel naar de kerk gaan, zij het niet altijd. In de jaren voor haar sterven had ze iets zoekends. Prijt kan het niet mooier of minder mooi maken.

,,Op haar begrafenis heb ik gepreekt uit dezelfde tekst als op die oudejaarsdag dat ze geboren is: het is beter dat je naar een huis vol rouw gaat. Ik heb me nog nooit zo vrij gevoeld om te preken. Ik zei tegen alle mensen die er waren - zakenpartners, wethouders, heel veel relaties zonder geloof: laten jullie je tranen de vrije loop, dan kan ik preken. Ik wou dat ik het nooit had hoeven doen, maar ik denk dat dat mijn mooiste preek is geweest. We hebben haar begraven en samen het graf gesloten, haar aan God teruggegeven, dat vind ik mooi. Later sprak ik een gereformeerd domineesechtpaar bij wie we ons vertrouwd voelden. We spraken over begraven en opstaan met Christus. Over het 'watergraf' in onze gemeente waarin mensen worden ondergedompeld. Toen zei die vrouw: 'heb je het gevoel dat je haar een beetje hebt gedoopt door haar zo te begraven?' Ik antwoordde: 'theologisch klopt er geen hout van en als baptist mag ik het niet zeggen, maar het is wel een beetje zo geweest.' Mijn gevoel is breder dan mijn theologie. Maar je moet wel altijd beginnen bij de theologie, anders houd je niets over. Ik moet het aan God overlaten.''

Bron: Nederlands Dagblad 14 April 2006 door Hugo de Bruijne

Geen opmerkingen:

Een reactie posten